Notitieblaadjes van Gaston Vilé

From AardRock Wiki
Jump to navigation Jump to search

Gisteren (10.01.07) bij een lezing van Paul de Blot geweest. Hij roerde twee thema’s aan die vandaag nóg als golven in de branding heen en weer rollen in me: vriendschap en discipline. Met beide thema’s heb ik álles, zij het met het eerste volkomen positief en met het tweede volkomen negatief.

Vriendschap

Soms hoor ik mensen als het gaat over organisatiecultuur, over iets over hebben voor elkaar, over samen op trekken, over samenwerken, over waarden, over visie zeggen: ‘Mijn collega’s hoeven niet mijn vrienden te zijn’. De eerste keer dat ik dit iemand hoorde uitspreken, was ik met stomheid geslagen. De regelmaat echter waarmee ik dit uit andere monden in andere organisaties óók hoorde, bracht me lange tijd zodanig van mijn stuk dat ik het bijna normaal begon te vinden: collega’s hoeven je vrienden niet te zijn. En ik hoor het nu, járen na de eerste keer, nóg zeggen. Met die uitspraak hangen twee mythes samen: de mythe van ‘zo is het nu eenmaal’ en de mythe van ‘niet doen van wat we eigenlijk willen’.

Mythe 1: 'Zo is het nu eenmaal'

De kracht van de mythe ‘zo is het nu eenmaal’ is groot. Slechts dulden van waar we mee bezig zijn. David H. Maister heeft een klein onderzoek gehouden onder professionals

(Zie z’n boek True Professionalism (2000) – “Believe passionately in what you do, and never knowingly compromise your standards and values. Act like a true professional, aiming for true excellence, and the money will follow. Act like a prostitute, with an attitude of "I'll do it for the money, but don't expect me to care", and you'll lose the premium that excellence earns. True professionalism wins!”).

Misschien een aardig idee om inderdaad zijn suggestie op te volgen om de vragen van dat onderzoekje ook eens zelf en door collega’s te laten beantwoorden.

  1. Denk aan al het werk dat je de laatste paar jaar hebt gedaan voor klanten (factureerbare uren).
  2. Verdeel dit werk (percentages) in drie categorieën:
    1. ik hou van dat werk, elke keer word ik er weer positief door opgeladen;
    2. ik duld dat werk, ik verdien er m’n geld mee en
    3. ik zou echt willen dat ik dat werk niet hoefde te doen.
  3. Als dit is gebeurd, beantwoord dan de vraag “Wat denk je van je klanten?”. Verdeel de klanten ook in drie categorieën:
    1. ik mag deze mensen echt en ik vind hun business fascinerend;
    2. ik duld hen, ze zijn tenslotte klanten; wat kun je verwachten? en
    3. het spijt me, maar je kunt niet iedereen aardig vinden, ik vind hen saaie mensen in een saaie business.

Klaar voor de resultaten?

De ‘wat vind je van je werk-vraag’: categorie (a): 20%, categorie (b): 70% en categorie (c): 10%.

De ‘wat vind je van de klanten-vraag’: categorie (a): 30%, categorie (b): 50% en categorie (c): 20%.

Maister zegt hier nadrukkelijk bij dat dit de resultaten zijn van wat hem is verteld… hij veronderstelt dat als je in het hart van de respondenten kijkt, de verdeling erger is… “What a profession! What a life!”, verzucht hij.

Mythe 2: 'Niet doen van wat we eigenlijk willen'

Het Milieu- en Natuurplanbureau heeft met ’t oog op de duurzaamheidsproblematiek vier standpunten afgeleid uit de waarde-oriëntaties van de Nederlandse bevolking. Dit levert vier wereldbeelden op die we kunnen zien als ‘mind sets’ van waaruit we handelen, verklaringen zoeken en de toekomst zien.

Vier Wereldbeelden
combinatie van globalisering met individualisering combinatie van globalisering met collectieve kwaliteit
combinatie van individualisering met regionalisering combinatie van collectieve kwaliteit en regionalisering .
Met dank aan Prof. ir. Klaas van Egmond (directeur van het Milieu- en Natuurplanbureau en deeltijd hoogleraar Milieukunde aan de Universiteit van Utrecht) voor de korte kenschetsing van de vier oriëntaties:

1. Globalisering met individualisering

Huidige prestatiemaatschappij. Marktgerichte, globaliserende samenleving als oplossing voor maximale economische groei en maatschappelijke vooruitgang. Op doelmatigheid gericht. Grote ecologische risico’s (klimaatverandering). Te kenschetsen als Goethe’s tovenaarsleerling: als de tovenaar van huis is, gaat de tovenaarsleerling op basis van slechts beperkte kennis zelf aan de slag met ernstige gevolgen. Kwetsbaarheid ligt in het toepassen van partiële kennis los van de grotere samenhang, waardoor problemen later in grotere omvang terugkomen.

2. Globalisering met collectieve kwaliteit

Sociale rechtvaardigheid is onmisbaar om de spanning tussen economie en ecologie op te lossen. Kernkwaliteit is ‘bestuur’ om op een hoger liggend (mondiaal) schaalniveau verdelingsvraagstukken te regelen. De vrije markt lukt dat niet. Valkuil: bureaucratie.

3. Collectieve kwaliteit en regionalisering

Sterke betrokkenheid op de nabije sociale en fysieke omgeving. (“Small is beautiful”) Gemeenschapszin, burgerlijke verantwoordelijkheid en sociaal-culturele diversiteit. Vrije tijd en gemeenschappelijke identiteit zijn belangrijk.

4. Individualisering met regionalisering

Fragmentatie met behoud van eenzijdige economische en individualiserende krachten. Hernieuwde blokvorming tussen christelijk-culturele westen en islamitische wereld.

Blijkt dat, hoewel we leven in wereldbeeld 1) (zakkend naar 4), we naar wereldbeeld 3) willen…

Slechts dulden van waar we mee bezig zijn… Zo is het nu eenmaal… Niet doen van wat we eigenlijk willen… Collectieve hypnose, collectieve waan. Ik herinner me bijvoorbeeld levendig de discussies die ik over het geloof en geloven voerde toen ik jonger was. Discussies die meestal in bonje eindigden en door mijn vaak oudere gesprekspartner afgesloten werden met de woorden: “We geloven al 2000 jaar in God. Jíj gaat me nu niet vertellen dat God niet bestaat, jongen”. Vooral ook dat laatste overigens, gebruikt als tussenwerpsel bijna. Toen al die zelfvoldane, zelfingenomen inschikkelijkheid die ik zo vaak tegenkom.

Kenmerken van spiritualiteit. Kenmerken van groepen, van gemeenschappen, van samenlevingen, van organisaties.

Paul de Blot haalde gisteren een serieuze grenssituatie aan. Hij zat in een Japans interneringskamp. Daar ontdekte hij dat niet de sterke mannen overleefden die het naar hun houding te oordelen allemaal wel aankonden, maar de mannen met vrienden. Door vriendschap overleefde je. Wat er in vriendschap zit?

  • Wederkerigheid, verantwoordelijkheid (antwoord geven op de situatie) én
  • het vertellen van verhalen (leren van elkaar).
(Opvallend dat noch wederkerigheid, noch leren van elkaar/vertellen van verhalen in onze lijst van waarden is opgenomen - ik heb ze er Haasje Repje bijgezet.)

Uit een studie van arbeidsvoorwaardenbureau Towers Perrin (2005) blijkt dat maar liefst bijna 20% (in 2003: 7%) van de werknemers in Nederland zegt zich niet betrokken te voelen bij het eigen bedrijf of werkgever. Ik haalde deze cijfers aan, draaide vriendschap om in vijandschap en stelde Paul de Blot de vraag of er een mogelijkheid is dat een bedrijf van 100 medewerkers 20 vijanden in dienst heeft. Hij keek me diep aan, kende dat onderzoek niet, liep naar de flipover en noteerde andere getallen. Getallen, percentages waarover de oorzaken van faillissementen zijn verdeeld. 60% van de faillissementen komt door een gebrek aan motivatie, gaf Paul De Blot aan. Hij liep naar mij terug, ging stil voor me staan en stelde dat hij het aandurfde te beweren dat het aandeel werknemers dat zich niet betrokken voelt bij de organisatie veel hoger ligt dan die 20%. Wederkerigheid in de tent? Verantwoordelijkheid in de tent? Leren van elkaar in de tent? Vrienden of vijanden in de tent?

Doet me denken aan de column van H.J.A. Hofland in het NRC van 27 oktober 2006 waarin hij aanhaakt op de melding van The Sunday Times dat het verschijnsel ‘beste vrienden’ aan het verdwijnen is. Geen tijd meer. Hofland heeft geen oordeel over het wel of niet verdwijnen van beste vrienden. Wel haalt hij naar voren dat de geschiedenis in een klein hoekje begint, met vrienden. Diderot, D’Alembert, Rousseau en Voltaire aten en dronken rond 1750 in Le Procope in Parijs. Daar ontstond het plan voor de Encyclopédie en werd de Verlichting geboren. Halverwege de 19e eeuw kwamen Max Stirner, Ludwig Feuerbach, Bruno Bauer en Karl Marx in een café van ene Von Hippel. Er ontstond vanzelf een club: Die Freien von Hippel. Sartre schreef en hield z’n redactievergaderingen in Les Deux Magots en in Café de Flore. Beste vrienden hadden kroegen nodig volgens Hofland.

Eigen ervaring van Hofland is dat toen hij bij de krant ging werken, hij daar een gezelschap van min of meer beste vrienden aantrof. Een redactie kan alleen bestaan als het au fond een vriendenclub is, denkt hij en hij staat er niet van te kijken als de makers van ‘GeenStijl’, de beste vrienden blijken te zijn.

Zelfs (of juist) in onderzoeken die hier niet op zijn gericht, toont de hardnekkigheid van de twee mythes zich… En op de werkvloer… ‘collega’s hoeven je vrienden niet te zijn’, dat zegt geen vriend. En ‘zo is het nu eenmaal’ al helemáál niet..

Om de mythes te doorbreken, om eruit te komen, om de geschiedenis te beginnen, hebben we vrienden nodig. En moeten we vooral vrienden zijn. Wederkerigheid, verantwoordelijkheid en het vertellen van verhalen. Met Aloha ontwikkelen we de beste vrienden. Ik wil een lans breken voor een kroeg. Café De Aandacht of Café De Liefde. Misschien moeten we zelfs twee kroegen hebben. Met een binnenplaatsje De Stilte.

De dans van de bedding en het water, van de relatie en de taak, wordt gedanst tussen vrienden.


Morgen/in het weekend volgt het vervolg over (géén!) discipline. Over 'ik wil' en 'ik vind', met een brug naar doorbraakinnovaties. Want daartoe leidt de warme dans van de bedding en het water tussen vrienden. De lachende zwalker